Geplaatst door: eRIC

COVID-19 Files #8. Geert 'Flash' Ariëns (Luchtmacht): “Defensie is een laatste redmiddel.”

Het is zomer. Het weer is goed en de mensen bevinden zich buiten. Op zich klinkt dit heel normaal, maar niets is wat het lijkt. Want onder ons bevindt zich nog steeds een onzichtbare vijand. In alweer het achtste deel van de COVID19-Files is iemand aan het woord die gewend is vanuit de lucht te vechten tegen een zichtbare vijand: Kolonel Geert Ariëns, Chief National Air and Space Operations Center (NASOC) bij de Koninklijke Luchtmacht, maar die nu zijn kennis en kunde inzet om het virus te lijf te gaan.

Om te weten hoe de Luchtmacht te werk gaat in deze tijd, moeten we terug naar begin 2020. Want nog voor maart 2020 wist de krijgsmacht al dat corona een probleem zou gaan worden. Ariëns: “We zijn toen meteen bij elkaar gaan zitten om te bespreken wat er zou gaan gebeuren, wat de impact van de (toen nog) epidemie zou zijn en hoe wij daar een bijdrage aan zouden kunnen leveren. We hebben – buiten de luchtruimbewaking – een aantal mogelijkheden om de maatschappij te helpen. Zo hebben we een medisch team. Tevens hebben we de mogelijkheid om mensen te evacueren, zowel strategisch – over lange afstanden met grote transportvliegtuigen – als tactisch – op korte afstand met heli’s in combinatie met medische crews.”

Zo heeft de luchtmacht onderzocht wat er beschikbaar was, en vooral wanneer die beschikbaar gesteld zouden worden. “Toen in maart bekend was dat het om een zeer omvangrijke pandemie ging, wisten we al dat we voldoende manschappen hadden om te hulp te schieten. Daar hebben we heel snel een plan voor ontwikkeld. Dat plan is opgebracht bij Directie operaties (DOPS).”

Geen makkelijke keuze

Binnen een week lagen er protocollen klaar voor alle werkzaamheden binnen de luchtmacht. Dat gold enerzijds voor het personeel dat ervoor moesten zorgen dat Nederland strijdvaardig bleef in de lucht. Ariëns: “Dat ging zo snel omdat de luchtmacht een decentrale organisatie is. We hebben vanuit NASOC een overkoepelend protocol geschreven waarin bepaalde werkzaamheden binnen 1,5 meter konden doorgaan, maar de inhoudelijke invulling werd bepaald door de eenheden zelf.”

Anderzijds gold dat voor de medische staf. Het besluit van DOPS was destijds echter dat er pas militaire bijstand zou worden geleverd in de vorm van medisch personeel wanneer de maatschappij het niet meer zelf zou redden. Ariëns: “We wilden er niet meteen vol inspringen, omdat we onszelf zien als laatste redmiddel.”

Uitstellen van medische hulp was echter geen makkelijke beslissing, want er was genoeg medisch personeel en het was zichtbaar dat de maatschappij op kraken stond. “In de publiciteit moesten we daar we een aantal keer uitleg aan geven. De strategie is goed verklaarbaar, maar voor sommige ziekenhuizen en regio’s was dat lastig om te zien. We wisten natuurlijk nog niet hoe het virus zich zou gaan gedragen. Wat we in ieder geval wilden was om de last man standing te zijn, dus dat wanneer de maatschappij echt zou breken, defensie paraat zou staan.”

Voor civiele COVID-transporten is de luchtmacht echter nooit ingezet. Wel heeft de luchtmacht het gewondentransport van de waddeneilanden tijdelijk overgenomen van de traumahelikopters zodat die ingezet konden worden om COVID-patiënten te transporteren.

Samenwerking TOC / NASOC

Er wordt momenteel intensief samengewerkt met andere onderdelen van defensie. Dit verloopt goed, maar er zijn natuurlijk genoeg lessen uit te trekken. Dat komt voornamelijk omdat dit de eerste keer is dat we met een pandemie van deze omvang te maken hebben. Gelukkig is een crisis, zoals een oorlog, defensie niet vreemd. Ariëns: “Natuurlijk verschilt het op detail, maar in uitvoering, planning en leiding nemen maakt dat niet zoveel uit.”

De uitzendingen naar Irak en Afghanistan hebben voor veel ervaring gezorgd. “Of je nu een fysieke vijand, of een onzichtbaar virus moet doden: uiteindelijk is de crisissituatie op dezelfde manier aan te pakken. De militaire manier blijkt erg bruikbaar in beide crises.”

In de huidige ‘oorlog’ is er veel samenwerking met het TOC. Het Territoriaal Operatiecentrum ligt weliswaar onder het gezag van de landmacht, maar maakt in de huidige crisis tevens gebruik van de capaciteit van de marine, marechaussee en luchtmacht. De reden dat het TOC hierin een centrale rol heeft, is volgens Ariëns duidelijk. “Het TOC heeft vanaf het begin van dit gevecht de verantwoordelijkheid gehad over het logistieke proces en heeft daardoor goed contact met de ziekenhuizen. Hierdoor heeft het een goed overzicht over waar medische staf ingezet moet worden. Daarom hebben wij het luchtmacht medisch personeel bij het TOC ondergebracht.”

Juist handelen is cruciaal

Ariëns kijkt met trots terug op de samenwerkingen die het NASOC is aangegaan met zowel militaire als civiele diensten. Met name de handelingssnelheid wordt door hem geprezen. “Het feit dat we voorzagen dat de maatschappij en haar civiele diensten zwaar belast zouden gaan worden, en we ons daarop hebben ingericht, maakt mij trots. De goede voorbereiding heeft echt haar vruchten afgeworpen.”

Toch is Ariëns ook kritisch: “Achteraf gezien hadden we dit plan al klaar kunnen hebben liggen voor het geval dat er inderdaad een pandemie uit zou breken. Maar dat hoort ook bij militair optreden: blijf terugkijken, evalueren en zorg dat wat je leert bestendigd wordt. Vanaf nu hebben we een bullet-proof pandemieplan liggen.”

Een kleine kanttekening van Ariëns: “We moeten ook verder kijken dat alleen een plan pandemie. We zouden ook moeten kijken naar andere rampen waar we geen plan voor hebben liggen, om die situaties voor te kunnen zijn. Het feit dat we geen plan pandemie hadden, geeft mij het idee dat er nog meer zaken zijn die we niet zien. Daar moeten we iets aan doen.

COVID-19 eRIC

Reactie toevoegen